Emiel, of kortweg Mil, van Meerbergen heeft jarenlang op zelfstandige basis de trap-en motorbootjes op de vijver van Bobbejaanland voor zijn rekening genomen. Wij hadden een gesprek met Emiel over zijn bootjes, zijn band met Bobbejaan, de bouw van het Reuzenrad en zo veel meer. Op een bijzonder gepassioneerde manier vertelt hij ons met veel overgave over een belangrijk deel van zijn leven; Bobbejaanland…
Dag Emiel. Op welke manier ben je in contact gekomen met Bobbejaan en Bobbejaanland?
Toen de eerste steen gelegd werd, was ik er bij. Ik was immers in de Eerselingenstraat, de straat naast het park, zelf bezig met de bouw van mijn huis. Ik kon de werken in het park dus van nabij volgen. Bobbejaanland was vroeger zoals iedereen wel weet, veel kleiner. De bedoeling was om enkel een theaterzaal te bouwen, met daarnaast een zwemvijver. Later heeft Bobbejaan dan stukken grond kunnen bijkopen om het park te kunnen uitbreiden tot de huidige oppervlakte. Ik kende Bobbejaan van zijn toernees, maar ik kende hem niet persoonlijk. Ik had wel een goed contact met de broers van Bobbejaan, Kamiel en Staf. Zij stonden met een caravan op een grond, niet zo ver van mijn bouwwerf verwijderd. Via via kwam ik in contact met Bobbejaan.
Tijdens de winter waren er mensen van ‘De Heidemaatschappij’ uit Nederland in het park aan het werk om grondwerken voor de aanleg van de vijver uit te voeren. Ze zaten dikwijls te verkleumen in hun barak, tot ik voorstelde om zich op de bouwwerf van mijn huis te komen warmen. Ik was op dat ogenblik mijn woning aan het warmstoken om te drogen. Toendertijd was de olie nog niet zo duur als nu en omdat ik toch nog niet onmiddellijk ging verhuizen, maakten de werklui de ganse winter gebruik van een deel van de woning. Ze konden er hun middagmaal opeten en ze konden er zich warmen op koude winterdagen. Door mijn woning ter beschikking te stellen van de werkmensen, ben ik in aanraking gekomen met Bobbejaan en Bobbejaanland. Zo kwam Bobbejaan op een dag langs terwijl ik stenen aan het leggen was. Bobbejaan stelde voor dat ik dit ook bij hem in het park kon komen doen. “Dat ziet ge van hier!” antwoordde ik er al lachend op. Ik deed altijd heel gewoon tegen Bobbejaan. Ik ging met hem om, zoals ik met iedereen omging. Bob was Bob en ik was ik. Zowel Bobbejaan als Josée wisten erg goed wat ze aan me hadden. Ik ben in al die jaren, zelfs wanneer ik er weg ging in 1975, altijd correct en eerlijk geweest.
De vijver was dus oorspronkelijk bedoeld als zwemvijver, maar later kwam men met het idee om er bootjes op te laten varen?
Klopt. Bobbejaan kwam op een bepaalde dag bij me langs, hij had roeiboten gekocht om op de vijver te leggen. Bobbejaan zei: “Mil, dat zou jij moeten doen, die boten.” Maar ik had op dat ogenblik een eigen zaak, die ik samen met mijn vrouw en schoonbroer runde. We hebben toen het voorstel van Bobbejaan financieel overwogen. Ik heb toen beslist het te doen, maar na twee jaar zag ik het al niet meer zitten met die roeiboten. Ik kon er me niet echt meer in uitleven en ik zei tegen Bob dat ik ermee zou stoppen. Bobbejaan heeft me toen voorgesteld om de roeiboten zelfstandig uit te baten. Ik moest hem zeggen wat ik voor de roeiboten wou geven. Bobbejaan zou een prijs maken voor wat hij er voor wou hebben. Raar maar waar, het scheelde slechts een paar honderden franken. De overname van de bootjes was dus snel geklonken, maar ik had wel een voorwaarde: ik zou het runnen van de boten op mijn eigen manier doen. Bobbejaan vond dat geen enkel probleem en zo is de zaak gestart. Ik heb de attractie toen uitgebouwd en de vloot uitgebreid tot een 50-tal boten, waarondee roeiboten, motorboten en pedalo’s. Die pedalo’s waren echte ‘krengen’. Je moest al stevig gespierde benen hebben om er op te kunnen trappen. Nadien heb ik ook een grote boot op de vijver gelegd, een soort van rondvaartboot. Eerst een kleinere en nadien een grotere. De vijver was toendertijd nog zo’n ongeveer 10 hectare groot en dus veel groter dan nu.
In welke periode heb je dan zelfstandig de uitbating van de bootjes gedaan?
Ik ben er mee begonnen in 1962 en ik ben er mee gestopt in 1975. De reden dat ik gestopt ben is de volgende… Op een morgen was ik bezig met het onderhoud van mijn boten in mijn tuin, toen één van de gasten me kwam vertellen dat er een wel heel gekke boot op de vijver lag. Vroeger kon ik immers nog vanuit mijn woning over de vijver kijken omdat er toen nog geen afsluiting stond. Ook de Indiana River was er toen nog niet. Ik keek naar de vijver en zag dat het een baggerboot was. Dat vond ik erg raar en ik ging ter plaatse mijn licht eens opsteken. Ik kreeg te horen dat men bezig was met het uitdiepen van de vijver, maar men wou me niet vertellen hoe diep men zou baggeren. Het uitbaggeren van de centrale vijver was nodig om grond te hebben voor het droogleggen van een andere vijver.
In de beginjaren was de vijver maar 1m80 diep, enkel bedoeld voor het zwemmen en ideaal voor het nabijliggende strand. De vijver van Bobbejaanland was een vijver die geleidelijk dieper werd. De vijver had ondiepe oevers, wat niet zo geschikt was voor de boten omdat deze op sommige plaatsen bleven steken in het ondiepe zand. Omdat niemand me kon vertellen hoe die de vijver zou zijn na het uitbaggeren, besloot dan maar om zelf een pijllood te maken om dit te weten te komen. Omdat ik het zaakje niet vertrouwde zei ik al tegen Dreeke, een gast van mij, dat hij zou moeten uitkijken naar een nieuwe baas, want dat ik er mee zou stoppen. Het pijllood wees een diepte van 14 meter aan. 14 Meter was veel te diep om op veilige manier de mensen te laten varen in mijn bootjes en ik wou geen risico’s nemen. Ik had wel een controleboot op het water om alles in het oog te houden, maar 14 meter is niet niks. Ik stapte naar Bobbejaan en ik zei hem dat ik er mee zou stoppen omdat ik die grote verantwoordelijkheid niet wou nemen. Er moest maar eens iets gebeuren in het diepe water. “Dan moet die baggeraar maar stoppen,” zei Bobbejaan. Ik zei hem toen dat dat niet hoefde, want dat hij met de gedempte vijver meer zou kunnen aanvangen dan met twee ondiepe vijvers. Ik deed het werk nochtans heel graag, het stond op mijn lijf geschreven.
Had je veel werk aan je attractie?
In de winter moesten alle boten volledig in orde worden gemaakt en ook tijdens het seizoen werkten we soms tot ‘s avonds laat door om alle boten in orde te houden. Soms werden avonden zelfs nachten om de motors in orde te houden of te repareren. Hoeveel werk er ook was, ‘s morgens stond alles terug klaar. Ik ben er dus mee gestopt na het seizoen toen ik met het onderhoud bezig was. Toen heeft Boelhouwer of Bobbejaan die boten terug overgenomen, maar dat weet ik niet meer exact. Na mijn werk aan de bootjes ben ik dan opnieuw bij mijn vrouw in de zaak gestapt. Wij waren marktkramers. Wij zijn altijd heel sociaal geweest. Eigenlijk woon ik hier niet graag omdat het hier te rustig is. Ik ben graag onder de mensen.
Hoe werkte het juist met die bootjes? Kon je ze huren voor een tijd?
Ja, eerst werkte ik met een systeem waarbij de mensen een half uur konden varen, maar door de oliecrisis indertijd heb ik de tijd voor de motorboten naar 20 minuten herleid omdat ik de prijs niet wilde verhogen. Ze konden dus 20 minuten varen met een motorboot waarin vier personen konden plaatsnemen. Als er een kindje bij was mocht er uitzonderlijk een vijfde persoon bij. Ik had zo mijn eigen regels aan de attractie en ik bracht de bezoekers en dan ook van op de hoogte aan de hand vaan een briefje dat in hen bij aanvang meegaf. Ik hield vanuit mijn eigen bootje alles wat op het water gebeurde goed in het oog en als de tijd om was, gaf ik een sein. Er was veel bedrijvigheid op het water als alle boten in bedrijf waren en dan moest ik extra goed uit mijn ogen kijken.
Heb je nog andere dingen in het toenmalige Bobbejaanland voor je rekening genomen?
Het grootste gedeelte van Bobbejaanland was vijver, maar in die vijver lag ook een klein schiereiland, dat ik later ook nog heb gepacht. Van het schiereiland, het Berkeneiland, had ik een kinderpark gemaakt met speeltuigen en dieren, maar dat was de grootste flop van mijn leven. Ik had er een kleine cafetaria gebouwd maar ze ook al snel terug afgebroken. Ze staat hier nog steeds, maar dan achter mijn huis als tuinhuis.
Heb je tijdens die periode ook al attracties zien bouwen?
Ja, ik heb het Reuzenrad zien bouwen. Dat rad kwam van Hamburg. Bij de bouw van het rad had ik er helemaal geen goed oog in, maar ik heb me duidelijk vergist. Ik dacht dat het rad nooit stevig genoeg zou staan in de drassige moerasgrond. Er zijn toen tonnen en tonnen beton gebruikt voor een stevige fundering en kijk, het staat er nog steeds. Bij de bouw van het rad waren er ook al enkele andere pachters van bv. molens of de botsauto’s.
Heb je nog veel foto’s of andere herinneringen aan de tijd dat je in Bobbejaanland werkte?
Mensen die me komen bezoeken vragen steeds naar foto’s van toen, maar buiten enkele foto’s van mijn aanlegsteiger en de boten heb ik er niet veel meer. Ik heb er ook nog enkele van jongens die toen voor me werkten. Zij moeten toen 15 à 16 jaar oud geweest zijn. Op het feestje van de 25
ste huwelijksverjaardag van mijn zoon had mijn familie enkele van mijn toenmalige werkmannen uitgenodigd als verrassing voor mij. Ik herkende ze bijna niet meer, maar het was dan natuurlijk ook al erg lang geleden dat ik ze nog eens gezien had. Ik was er erg van geschrokken en was aangenaam verrast! Bobbejaanland heeft me nooit losgelaten. Nu boeit het me niet meer, want het is in mijn ogen niet meer het echte Bobbejaanland.
Bedankt, Emiel, voor het gesprek!
Oktober 2010
Met dank aan Emiel van Meerbergen.
Videobeelden: Emiel Van Meerbergen
Interview door Erik Winnelinckx en Matthias Mels