Bob Vrieling, conferencier en zanger, heeft zo’n tien jaar lang meegewerkt aan de Bobbejaanlandshow. Hij praatte de verschillende nummers in de show aan elkaar en bracht nummers in de show, samen met heel wat andere bekende artiesten. Bob vertelt ons openhartig over zijn werk in Bobbejaanland en hoe het openen van een ‘verkeerde’ deur iemands leven totaal kan veranderen…
Dag Bob. Laat ons beginnen bij het begin. Hoe heb jij Bobbejaan Schoepen leren kennen?
Eind 1979 kwam ik voor het eerst in Bobbejaanland, maar het verhaal begint veel vroeger. Vroeger, als kind, hadden wij thuis een grammofoonplaatspeler. We hadden drie platen die geregeld werden gedraaid. Dat waren platen van Olga Lowina (een jodelzangeres uit Nederland n.v.d.r.) , Mieke Telkamp en Bobbejaan Schoepen met zijn plaat ‘De jodelende fluiter’. Ik gebruikte deze plaat om te leren jodelen, maar dat lukte niet echt meteen. Na heel wat oefenen lukte het me uiteindelijk wél en ik jodelde fantastisch. Sindsdien ben ik
blijven jodelen en je zou dus kunnen stellen dat Bobbejaan aan de basis lag van mijn carrière. Ik ben nooit iemand geweest die van iemand fan was. Ik vond vaak iemand goed, maar ik ben niet iemand die dan lid wordt van een fanclub. Later ben ik dan beroepsartiest geworden. Ik trad op in een vast theater in Brabant (Nederland) waar iedere dag bussen kwamen. Daar gaf ik dan shows samen met o.a. vader Abraham, de Zangeres Zonder Naam, Ria Valk… Een vriend van mij was in dat theater lichtmeester en die zei me op een gegeven moment: ‘We zijn naar Bobbejaanland geweest’. Ik had nog nooit van Bobbejaanland gehoord.
Je kende Bobbejaan, maar Bobbejaanland niet. Hoe ben je dan in Bobbejaanland terechtgekomen?
Op een zondag ben ik dan met die vriend en zijn kinderen naar Bobbejaanland gereden. Daar zijn we naar de show gaan kijken. Daar ik een showman ben, was ik gefascineerd door de zaal, de verlichting, het geluid en de decors. Doordat ik zelf artiest ben, ben ik geen ‘artiestenluis’. Daarmee bedoel ik dat ik niet iemand ben die probeert een artiest aan te klampen om een handtekening te vragen. Er traden op dat moment een paar acrobaten op in de show. Dat waren de Bensons, Ben en Sonja, en die kende ik omdat ik die in Nederland al eens tegenkwam. Ik dacht, die ga ik eens goedendag zeggen. Ik liep achter het toneel, daar lag de gang van de kleedkamers. Bij de eerste deur dacht ik bij mezelf: ‘Dit is de kleedkamer van Bobbejaan, hier moet ik niet zijn’. Ik ging verder… trapje op, trapje af en op het einde van de gang was er nog een kleedkamer. Ik dacht dat daar de Bensons zouden zitten. Ik opende de deur en ging naar binnen. Een verrassing: Bobbejaan zat zich in die kamer in te smeren met ijs. Hij gebruikte emmers vol met ijsblokjes ‘omdat dit de huid jong houdt’ zei hij. Ik schrok en excuseerde me. ‘Kom maar binnen,’ zei Bobbejaan. Bobbejaan was altijd erg vriendelijk. Hij vroeg me wat ik kwam doen. Ik vertelde hem snel wie ik was. ‘Oh, Bob Vrieling, die ken ik wel! De buschauffeurs die bij jullie in de buurt komen, komen hier ook geregeld. Zij hebben me gezegd dat in Nieuwkerke in Nederland er zo’n goeie conferencier was’. Ik bleef nog wat bij Bobbejaan over het vak praten. Ondertussen ging de show gewoon door en Bobbejaan moest weldra optreden. Hij zei dat ik in zijn kleedkamer mocht blijven wachten.
Na de show kwam hij weer. Ik bleef nog even met Bobbejaan praten terwijl mijn vrienden terug het park in gingen. Op een gegeven moment komt Gust Lancier, een toen bekende conferencier, de kleedkamer van Bobbejaan binnen en hij zegt: ‘Bob, tot morgen!’. Ik vroeg daarop of het afgelopen was, maar er was nog een show. Beroepshalve vroeg ik wie dan de show zou aankondigen. ‘Dat doen Yvette en Lilly wel, of wil jij het doen?’ vroeg Bobbejaan. Nou, ik had de show éénmaal gezien en ik ben een beroepsmens dus voor mij was dat geen probleem. ‘Mag ik dan ook zingen?’ vroeg ik. Dat was geen probleem. Ik had steeds kleren en mijn muziekboeken in mijn wagen liggen, omdat ik bijna elke dag wel een optreden had. Ik ben die snel gaan halen om met het orkest wat te kunnen repeteren. Ik vroeg aan Bobbejaan of ik ook mocht jodelen. Ook dit was geen enkel probleem voor hem. Ik zei dat ik beter kon jodelen dan hij, maar die woorden heb ik later moeten terugtrekken, want tegen Bobbejaan kon ik niet op. Ik kondigde de show aan en toen ik Bobbejaan aankondigde riep er iemand in de zaal: ‘Die moet je houden, Bobbejaan!’. Nadien werd ik door Josée Schoepen, de vrouw van Bobbejaan, opgebeld met de vraag of ik even kon langskomen. Josée is niet iemand die overdreven complimenten geeft, maar als ze zegt dat het goed is, dan is het ook goed. Een ‘ja’ is ‘ja’ en een ‘nee’ is ‘nee’ bij Josée. ‘Wat je doet is goed, heb je geen zin om elke zondag te komen?’ vroeg ze. Dat heb ik toen gedaan. Iedere zondag heb ik toen opgetreden in het park tot het einde van het seizoen. Gust Lancier was toen nog de conferencier, maar die voelde zich een beetje op de tenen getrapt, terwijl ik enkel kwam zingen in de show. Op het einde van het seizoen vertrok Gust naar Bellewaerde. Toen belde Josée me op met de vraag of ik gans het volgende seizoen wou komen. Zo ben ik er tien jaar gebleven.
Je werd vaste artiest in de Bobbejaanshow, dat moet een hele aanpassing geweest zijn voor jou?
Het eerste jaar was heel moeilijk, omdat ik in Nederland al een aantal boekingen had staan. Een avond een optreden hier, een avond een optreden daar en tijdens de dag moest ik dan ook nog eens in Bobbejaanland werken. Ik stond dan tot zeven uur op het toneel en moest soms om acht uur in Groningen zijn voor een optreden. Je moet weten dat de afstand Lichtaart-Groningen zo’n 350 km is. Natuurlijk kwam ik overal te laat en was het al snel gedaan voor mij in Nederland. Doordat ik in Bobbejaanland conferencier was, was ik de eerste die opkwam en ook de laatste die van het podium ging. Dit was een groot probleem voor mij omdat ik bij twee partijen onder contract lag. Het jaar daarop heb ik geen andere optredens aangenomen, behalve in de winter. Toen ik optrad in Bobbejaanland was er nog een live orkest van twaalf man.
Wie stelde in jullie tijd de show samen?
De samenstelling van de show deed ik in eerste instantie, maar een paar weken voor het seizoen aanvatte, ging Josée in de zaal zitten. We moesten dan de show brengen, met alles erop en eraan, terwijl zij in een boekje notities maakte. Als de show was afgelopen kwam ze naar me toe. Ze vertelde me dan wat er allemaal uit moest, zodat ik weer moest herbeginnen. Er werd nooit echt veel geïnvesteerd in de kleding of decors van de show. Dit in tegenstelling tot de inevsteringen in het licht en geluid, want wat er in de shows gebruikt werd, was het beste wat er op de markt te vinden was. Als showman wou ik dat alles perfect was, waardoor ik in de winter naar Bobbejaanland kwam om met naald en draad decors van oude gordijnen in mekaar te flansen. Elke artiest moest ook voor zijn eigen kostuums zorgen. In die tijd ging ik in de winter op vakantie naar Sri Lanka. De vrouwen dragen daar van die lange lappen stof van wel zeven meter lang die ze om zich heen wikkelen. Ik kocht daar dus van die zeven meter lange lappen, die ginder bijna niets kostten. Ik liet er hier voor de zangeressen jurken van maken, op mijn eigen kosten, want ik wou dat die show er goed uitzag. Later is er dan een nieuwe showtrap gekomen, samen met een nieuwe lichtbalk en nieuw voorgordijn.
De shows zijn door de jaren heen erg geëvolueerd. Hoe zat de show in uw periode precies in elkaar?
Een show duurde normaal twee uur. In het hoogseizoen deden we er zes op een dag, met slechts een kwartiertje pauze tussen de voorstellingen. Van die twee uur stond ik zeker één uur op het toneel om te presenteren of om mee te zingen met de andere artiesten of met Bobbejaan. Bobbejaan had een showprogramma dat nooit hetzelfde was. Hij vroeg mij wat hij moest zingen omdat ik ondertussen het grootste deel van zijn repertoire kende. Ik maakte zijn programma op en hij ging daarmee dan de bühne op. Hij kon geregeld dat lijstje van me niet onthouden omdat hij soms een uur op het podium stond, en als het druk was zelfs anderhalf uur. Dan improviseerde hij. Hij deed ook verschillende kleine acts waarbij ik hem dan moest helpen. Hij imiteerde bijvoorbeeld Eddy Merckx en ik moest dan de reporter zijn. Hij imiteerde ook Colombo (zie foto). Bobbejaan hield van verrassingen, ik wist nooit op voorhand wat hij ging brengen zodat ik altijd moest klaarstaan in de coulissen om in te springen en mee te spelen met zijn sketch. Bij de laatste show van de dag stond hij het langst op het toneel, maar dan wel met het minste publiek. Die laatste show begon rond acht uur met een volle zaal maar die duurde tot zeker elf uur.
We hadden verschillende soorten shows tijdens de dag, telkens opgebouwd rond een bepaald thema: een Hollandse show, een Bloemenshow… Die werden achter mekaar opgevoerd. Het publiek dat naar de show kwam kijken moest ook nog naar huis, vaak naar Nederland of Duitsland, waardoor de zaal zo rond negen uur, half tien, begon leeg te lopen. Bobbejaan trad in de laatste show nog verschillende keren op, maar dat wisten de bezoekers niet altijd. Na zijn eerste optreden in die show gingen ze dan meestal al naar huis omdat ze Bobbejaan gezien hadden, niet wetende dat hij later nog terug zou komen in die show. Het publiek dunde dus steeds verder uit naarmate het later werd. Diegene die bleven zitten, waren de échte fans van Bobbejaan die ieder woord en ieder grapje van hem kenden. Bobbejaan bleef maar doorgaan en naar het eind van de show toe zat er nog slechts honderd man in de zaal terwijl er plaats is voor 1200 personen. Terwijl Bobbejaan optrad en ik in mijn kleedkamer zat, kreeg ik telefoon van Josée. ‘We doen er nog een half uur bij, want ze drinken goed!’ zei ze dan. In die tijd was er een heel andere mentaliteit. Toen werd er nog gedronken in de zaal en nu begrijp ik wel dat Bobbejaan en Josée die inkomsten nodig hadden. Toen we dan eindelijk naar huis mochten, zat er praktisch geen mens meer in de zaal.
De shows duurden in die tijd dus erg lang. Zorgde dit soms niet voor problemen?
Ik heb wel eens voorgehad dat we een show hadden waarna er nog twee volgden. Er moest dus van publiek gewisseld worden. Het publiek stond buiten klaar voor de tweede show van die dag, in een erg lange rij. Soms bleef Bobbejaan erg lang op het toneel staan. Hij bleef maar doorzingen en grapjes maken, waardoor het uur van aanvang van de volgende show zou moeten verlaat worden. Iets wat Josée absoluut niet aanstond. Ik moest dan van haar het toneel op met een klein kaartje. Ik vroeg aan Bobbejaan of ik even mocht storen voor een verzoeknummer. Wanneer ik dat deed, wist Bobbejaan hoe laat het was. Hij wist precies wat dit betekende en zong dan zijn een laatste liedje.
Later is het orkest vervangen door een band. Door die band moesten wij ons wel aan een bepaald schema houden. Toen duurde een show nog maar anderhalf uur. Later is dit teruggebracht naar een uur en nog veel later, in de tijd van Luc Van Meeuwen en Chrissy, was het nog maar 45 minuten. Nu is er helemaal geen show meer. Erg jammer, want zonder show is Bobbejaanland, Bobbejaanland niet meer…
Wat deden jullie als er eens wat minder volk in de zaal zat? Traden jullie dan ook drie keer per dag op?
Het eerste jaar traden we alle dagen op in de grote zaal, maar dat leek al snel niet altijd realistisch te zijn omdat er tijdens de werkweek niet zo heel veel mensen waren. We vonden al snel een oplossing. Op de weekdagen voerden we een kleine show op in de Country Hall (later de Music Hall), achteraan in het park. Bobbejaan, Jimmy Lawton, Bohra en Sandy, de orgelman en ik voerden daar dan twee tot maximum drie kortere shows per dag op. In de Country Hall konden maar een honderdtal mensen binnen, maar het was daar erg gezellig. Ik speelde daar erg graag. De Country Hall werd uitgebaat door de familie Boelhouwer.
Je bent in Bobbejaanland begonnen in begin jaren ’80. Jij moet dus de Wildwaterslide hebben zien bouwen?
Klopt, in mijn tijd werd de wildwaterbaan gebouwd . Er waren toen nog niet zoveel attracties, hoogstens een paar molens en de Countryhall. Bobbejaan trok in die tijd nog het park in op zijn paard, hij was de grootste attractie. Hij deelde dan foto’s uit. Bobbejaan was altijd uiterst streng op properheid. Ook al lag er maar één papiertje op de grond, hij had het gezien. Hij stapte dan rustig van zijn paard en ging het propje papier opnemen om het daarna meteen in de vuilbak te gooien. Hij stapte daarna terug op zijn paard en reed door. Soms nam hij zijn paard, soms zijn grote Amerikaanse auto, waar ik af en toe in moest meerijden van hem. Ik kwam meestal wat vroeger naar het park om nog even met het personeel te praten of om een paar rondjes met de Monorail mee te rijden, vooraan bij de bestuurder. Ik schaamde me altijd dood als ik moest meerijden in zijn slee. Ik maakte er dan maar een grapje van: ‘Wie zit daar naast Bob Vrieling?’ (lacht). Er moest dus altijd geveegd worden in zijn park. Bobbejaan wou dat het park proper was én bleef. Zo zei hij dat de stenen meer sleten van het vegen dan van de mensen die er over liepen. En gelijk had hij, Bobbejaanland was altijd tot in de puntjes verzorgd!
Je hebt als zanger zelf ook platen uitgebracht. Werden die in het park verkocht?
Aan het theater was er een souvenirwinkeltje. Wij moesten tijdens de pauze van de show, die een kwartiertje duurde, allerlei boekjes en dergelijke aanprijzen zodat de bezoekers die zouden kopen. Ook platen van Bobbejaan werden in het souvenirwinkeltje verkocht. Wij stonden dan in dat winkeltje om onze eigen platen te verkopen. Ikzelf heb drie langspeelplaten gemaakt en een ‘moppen-lp’ die ‘Een Hollander in België’ heette. Verder heb ik ook 20 singles uitgebracht. Toen ik in Bobbejaanland terechtkwam had ik al een paar singeltjes opgenomen, maar ik moest van Bobbejaan een échte lp hebben. Ik mocht toen van hem uit het rijke Bobbejaan-repertoire een aantal nummers kiezen om die lp te maken. Dat waren allemaal nummers die me lagen. Die LP heette ‘Prikkebeen’, genoemd naar een eerder door mij uitgebrachte plaat.
Er waren heel wat bezoekers uit Frankrijk, Duitsland, Nederland… Leverde dat soms geen problemen op met de taal? Begrepen de buitenlanders wel wat jullie daar stonden te zingen?
Josée wou altijd voldoende Duitse en Franse nummers in het programma omdat we inderdaad veel Franse en Duitse toeschouwers in de zaal hadden. Nu spreek ik al een aardig woordje Frans, maar toen kende ik er niks van. Ik moest toen in de show een spelletje spelen met de gasten. Ik droeg een salopet, met daarin ballonnen die vrijwilligers uit de zaal moesten doorprikken. Ik moest altijd twee Franstalige en twee Nederlandstalige mensen nemen van Josée. Omdat ik geen woord Frans sprak, was dat voor mij een echte verschrikking.
Met welke andere artiesten heb je opgetreden in de show?
Ik heb eens opgetreden met zanger Staf Wezenbeek (de vader van presentatrice Lynn Wezenbeek n.v.d.r.). Ik deed met hem een duet, een cowboymedley. Aanvankelijk droegen we tijdens die medley exact dezelfde kleren, maar dat heeft niet lang geduurd. Bobbejaan had twee leren cowboyvestjes met franjes. Deze pasten precies voor ons. Nog een cowboyhoed aan en klaar. Josée verbood ons echter al snel om die jasjes nog te dragen op het podium, wegens veel te kostbaaar. In totaal ben ik 10 jaar in Bobbejaanland gebleven. Ik heb er shows gedaan met o.a. Paul Severs, James Loyd, Judy en Charly Sax, Nicole en Hugo, Mel Turner, Bohra en Sandy. Uiteraard samen met vele balletten, orkesten en internationale variëté-artiesten. Bobbejaan was een geweldige werkgever én collega die ons de volledige vrijheid gaf om onze talenten te kunnen tonen aan het publiek. We werkten allemaal erg graag voor hem.
Zijn er bepaalde dingen uit je Bobbejaanlandtijd echt bijgebleven?
Goh, in de periode dat ik er was, deden ook de dansende fonteinen hun intrede in de theaterzaal. Die zijn geplaatst om wat meer spektakel te brengen, maar eigenlijk waren dat verschrikkelijke ding
en! Je stond te zingen en floep, opeens kwam er een straal water naar boven die ook nog eens heel wat lawaai maakte. We hadden eigenlijk allemaal een hekel aan die dingen (lacht). Iets heel anders: de eerste jaren zong Josée ook mee in de show. Ik had nog nooit een vrouw gezien die zich zo snel kon omkleden! Ze ging het podium af na een nummer en na, bij wijze van spreken, een halve minuut kwam ze terug het podium op, gehuld in een compleet ander tenue. Dat was zo ontzettend straf!
Bedankt, Bob!
December 2010
Met dank aan Bob Vrieling voor het gesprek en de foto’s.