Home > Specials > Interviews > Interview met Jacques Houben en Sjef Maes
Een zonnige woensdag in mei. We hebben een afspraak met oud-directeur van Vekoma Jacques Houben en oud-technisch directeur Sjef Maes in het ouderlijk huis in Bobbejaanland. Voor we aan het interview beginnen, maken we eerst samen met Jacky Schoepen, Sjef en Jacques een wandeling door het park. Jacques is tevreden terug in het park te zijn waar hij zovele attracties aan leverde, ook al is er zoveel veranderd. We passeren langs de Dreamcatcher, de Horse Pedalo en we gaan met hem in dé Revolution voor een foto van Jacques en Sjef in één van de wagentjes.. Jacques zet zich neer in de derde coach en wanneer we hem na de foto’s vragen of we hem moeten helpen bij het uitstappen, zegt hij: “Laat hem maar gaan!”. “Fantastisch! Die trein, dat station! De baan blijft goed!” Het doet Jacques zichtbaar deugd nog eens in zijn geesteskind te kunnen stappen.
Na de wandeling en een rit in de Revolution gaan we naar de villa, waar Josee Schoepen ons staat op te wachten. Ze is opgetogen de twee heren na al die jaren terug te zien. We gaan naar binnen en het gesprek komt al snel op gang… verhalen over hoe ze bij Vekoma begonnen, over Revolution, Air Race, Space Ball en de Wervelwind…
Wat was jullie taak bij Vekoma?
Jacques: Ik was directeur bij Vekoma en ook eigenaar van de zaak. Ik was een heel ouderwetse directeur, want ik dacht nog alles zelf mee uit. Ik ontwikkelde de attracties, maakte ze en achteraf moest ik ze dan gaan verkopen. Tenminste, zo is het toch begonnen. Later, toen Vekoma groter werd, zijn er uiteraard allerlei afdelingen gekomen en deed ik niet meer alles zelf. Er kwam dan een tekenkamer bij, een verkoopafdeling, een binnendienst… Maar eigenlijk ben ik daar helemaal alleen begonnen.
Wat veel mensen niet weten, is dat Vekoma niet is begonnen als attractiebouwer. Eerst was Vekoma actief in de petrochemie. Vekoma bouwde grote ovens voor die sector en leverde zelfs tot in Texas. Voordien heeft het bedrijf ook landbouwwerktuigen gemaakt: zoals bv. ploegen. Vekoma is zich pas echt op de amusementsector gaan toespitsen vanaf 1975. Die landbouw was een aflopende zaak en ik ben bij Vekoma begonnen om een constructieafdeling op poten te zetten.
Sjef: Ik was technisch-directeur bij Vekoma. Ik was verantwoordelijk voor de techniek. Jacques kwam met de ideeën en die moesten dan technisch ‘vertaald’ worden. Ik was verantwoordelijk voor de engineering, berekeningen, fabricage, montage, service… en al wat daarbij komt kijken.
Jacques, hoe ben je dan op het idee gekomen om achtbanen te bouwen?
Jacques: Goh, als je engineer bent, maakt het eigenlijk helemaal niet uit wat je gaat bouwen. Het ging een stuk minder in de petrochemie, de mijnen sloten. We vroegen ons toen af of we niet wat meer in de amusementsector zouden kunnen gaan doen. Zo hebben we in 1968 een reuzenrad gebouwd, meer als een soort hobby, probeersel. Er waren drie Nederlandse broers, en die hadden een reuzenrad van 24m hoog en die wilden graag een rad van 50m hoog. Zij kenden Richard Piepers, hij was directeur Nieuwbouw bij de Staatsmijnen. Ze vroegen hem of hij niemand kende die zo’n reuzenrad kon bouwen. Hij zei: “Jij moet met Jacques Houben gaan spreken, die kan dat voor jou maken!”. Zij zijn toen bij mij geweest, dat was een woensdag geloof ik. Ik heb gezegd dat ik erover zou nadenken en dat ik hen nog zou contacteren. Zaterdagmorgen hingen ze al aan de telefoon. “Kun je niet even naar Perpignan komen, want we staan nu met ons radje in Perpignan.” Ik zei dat ik het niet goed wist en mijn vrouw fronste ook haar wenkbrouwen. Zondag hingen ze weer aan de telefoon: “Kom je nu in hemelsnaam naar Perpignan?”. We stonden gereed om naar de kerk te gaan. Mijn vrouw zei dat ik kon gaan, maar ze raadde me wel aan om iemand mee te nemen. Ik heb toen Jan De Groot, chef bij ons in de fabriek, meegenomen. We hebben daar definitief de opdracht gekregen om het rad te bouwen, ik heb toen snel een prijs geschat – en we hebben aan die prijs nog verdiend ook. Later hebben we voor die mensen nog geregeld grotere raden moeten bouwen.
Wanneer is jullie eerste attractie in een echt pretpark terechtgekomen?
Jacques: Op een gegeven moment kwam een zekere meneer Koch bij ons. Hij wou bij ons vijf reuzenraden kopen om die daarna aan parken te kunnen verkopen. Wij vonden dat interessant. Wij kochten materiaal voor vijf raden en begonnen te produceren. Het eerste rad was klaar en werd betaald. Wat later was het tweede rad ook klaar, maar het geld ervoor hebben we nooit gezien. Van meneer Koch hoorden we niets meer. Daar zaten we dan met een reuzenrad en nog materiaal voor drie reuzenraden. Toen dachten we: wat meneer Koch kan, kunnen wij ook. Toen hebben we die nummer twee aan Walibi geleased. Later deden we hetzelfde met de kurkentrekker (Tornado) daar. Van het reuzenrad zijn we dan bij achtbanen terechtgekomen en zo is het hele verhaal eigenlijk een beetje begonnen. Ik heb altijd geprobeerd me met innovaties bezig te houden. En dat tot op de dag van vandaag. Ik heb nog twee fantastische projecten in mijn hoofd zitten, en ik hoop die ooit nog te kunnen realiseren.
Van reuzenrad naar achtbanen, een grote stap?
Jacques: Ik zat op een avond naar televisie te kijken en ze speelden een film over een rollercoaster, die ook “The Rollercoaster” heette. In die film liep een maffe kerel rond met een remote control en die had bommetjes onder het achtbaanwagentje gebonden. Ik zag in die film een coaster over de kop gaan en zoiets had ik nog nooit gezien. De volgende dag kwam ik op de zaak en ik vertelde mijn collega’s wat ik die avond had gezien. Ik ben toen naar Amerika gevlogen om die achtbaan uit die film te gaan zoeken. Ik zag op de film heel mooie blauwe lucht, dus ik dacht: dat zal wel in Californië of Florida zijn, één van de twee. Ik was ook nog nooit in Amerika geweest. We zijn toen met de vlieger naar San Fransisco gevlogen. In het hotel ben ik met mijn compagnon nog wat gaan drinken in de bar. Daar hebben we een Amerikaan ontmoet met een grote cowboyhoed. Ik heb hem toen het hele verhaal verteld en hij wist ons te vertellen dat die achtbaan in Anaheim stond, op tien minuutjes rijden. De achtbaan was niet open. Er waren heel wat problemen mee. Men was stukken in de achtbaan aan het lassen en er waren ook problemen met de “arch” waar de looping aan ophing. Zo’n arch kan die krachten niet aan. Zo ben ik met Arrow in contact gekomen, zij zaten daar in de buurt. Daar ben ik de volgende dag naartoe gegaan. Zij hadden een patent op in een schroef over de kop gaan. Niemand mocht dat namaken. We zijn daar toen met hen tot een licentieovereenkomst gekomen en we zijn die achtbanen met die kurkentrekkers hier beginnen bouwen. De eerste achtbaan die we toen gebouwd hebben, stond tot voor kort nog in Walibi, de Tornado. We hebben er meteen vijf gebouwd, waaronder ook één voor Alton Towers. Uiteindelijk is Arrow in Amerika failliet gegaan, omdat de Amerikanen hun banen niet meer wilde hebben. Ze kwamen allemaal naar ons, naar Nederland! Later hebben we Arrow dan nog de treinen voor ons laten bouwen, maar op termijn zijn we dat ook zelf gaan doen. Vanaf toen zijn we steeds verder gegaan in het zelf ontwikkelen van nieuwe achtbanen.
Is er een groot verschil met de fabrikanten nu?
Jacques: Het is zo jammer. Als je nu naar de fabrikanten kijkt, kunnen ze enkel nog achtbanen maken die tot aan de hemel rijken, maar ze maken niks nieuws. The sky is tegenwoordig the limit. Maar is zoiets goed voor de klanten? Haal je er meer volk mee naar je park? Volgens mij is zoiets alleen goed voor de staalboeren. Je moet eens wat nieuws durven te maken. Vele bedrijven hebben ook nog weinig feeling met wat ze doen. Ze stoppen wat cijfertjes in de computer en ze zien wel wat eruit komt.
Was er veel concurrentie tussen de achtbaanbouwers?
Jacques: Je moest goed op de hoogte zijn van wat er rondom je gebeurde. Ik reisde regelmatig al de parken af, op zoek naar nieuwe dingen. Je deed daar ook ideeën op, natuurlijk. Je mixte dan dat idee met je eigen idee en zo kom je tot een beter idee, zo gaat dat.
Wat zijn jouw herinneringen aan Bobbejaan en Bobbejaanland?
Jacques: Ik kwam graag hier in Bobbejaanland. Ik ben hier ook erg vaak geweest. Altijd vriendelijk, altijd gastvrij, maar je moest je natuurlijk wel aanpassen aan de situatie. Bobbejaan moest optreden en Josee was ook altijd hartstikke druk bezig. Dus als ik naar Bobbejaanland moest, wist ik dat als ik er om 10 uur ‘s morgens moest zijn, ik er niet voor 10 uur ’s avonds weer zou vertrekken. Zo ging het ook bij de afspraken voor de Revolution. Ik had toen een jonge ingenieur mee, die ik wou opleiden als rechterhand in de verkoop. We waren toen erg vroeg hier en pas na middernacht hadden we een akkoord. We hadden toen nog geen papieren contract klaar, maar dat was nog een tijd waarin je met een mondeling akkoord ook écht een akkoord had. En akkoorden ten huize Schoepen waren niet altijd even makkelijk, want Josee en Wies, met alle respect, maar dat waren in die tijd ‘vurige lutjes’ als het op onderhandelen aankwam, hoor! (lacht)
Sjef: We hebben bij ons wel eens huilende monteurs aan de telefoon gehad, die de poort niet uitmochten. Ze moesten eerst de attractie klaarkrijgen en dan pas mochten ze van de Schoepens de poort uit (lacht). Bij de vele bezoeken en besprekingen bij Bobbejaanland, aangaande de attracties die we in de loop van de tijd geleverd hebben, zoals Whirlwind, Parachutetoren, Swinging Turns (Air Race), Illusion (Revolution) en Cycle Monorail, was er steeds een ongedwongen sfeer waarbij in goed overleg zaken werden gedaan en afgesproken. Bobbejaan was ook een grappenmaker. De Whirlwind, die tijdens de Intershow in Düsseldorf tentoongesteld werd, werd gekocht door Bobbejaanland. Toen ik in Bobbejaanland arriveerde voor het bespreken van montagedetails, was de baanconstructie al gelost en Bobbejaan stond ernaar te kijken. “Mijnheer Maes, wanneer wordt de rest geleverd?” vroeg hij me. Ik vertelde hem, dat wat daar lag, alles was. “Potverdorie, heeft die Houben me weer belazerd!” riep hij toen al grappend.
Kwamen jullie zelf met ideeën naar de parken?
Jacques: Luister, in moderne termen zou wat ik deed ‘marketing’ heten. Mijn marketing was heel simpel. In het begin van het jaar kwamen wij op de firma samen en dan bekeken we wat we dat jaar konden maken en vooral waar we die attracties zouden kwijtraken. Ik had dan parken in gedachten aan wie ik de attracties zou kunnen verkopen, en die parken liet ik dan ook niet meer los. Ik beet me vast in die parken. En dat lukte nog eens verdomd goed ook. De Revolution was er zo ééntje. Dat was toen iets nieuws en elk park wil graag iets nieuws hebben. Ik heb Josee en Bobbejaan voor het eerst verteld over de Revolution in de theaterzaal van Phantasialand. We zaten in die zaal en Bobbejaan, Josee en ook Jacky zaten een rij voor ons. Ik klopte mevrouw Schoepen op de schouder en ik zei: “Ik heb iets nieuws voor jullie, het is geweldig!”. Josee voelde de bui al hangen. Elk park wou en wil nog steeds exclusief zijn en we hebben toen ook met Bobbejaanland afgesproken dat we binnen een bepaalde straal rond Bobbejaanland geen Revolutions zouden verkopen. Je merkt vaak al snel interesse bij een klant en het is dan de kunst om die interesse leven in te blazen en ze uiteindelijk te overtuigen om die attractie te kopen. Zoiets doe je niet in één gesprek, zoiets moet groeien. Je mocht zoiets ook niet forceren.
Was de Revolution volledig af?
Jacques: Het grote concept was natuurlijk af, maar de klant had altijd inspraak. Bijvoorbeeld in hoe het treintje er moet uitzien.
Sjef: Of bijvoorbeeld in de film of de capaciteit. Zo had Bobbejaanland slechts 30 wagentjes en die van Opryland (waar ook een achtbaan identiek aan Revolution is gebouwd, nvdr.) had er 40.
Hoe kom je op het idee voor een nieuwe achtbaan, bv. iets als de Revolution?
Jacques: Wel, eerst kom je dus gewoon op een idee. Ik had het idee om iets te doen rond filmbeelden. Je bekomt dan een eerste concept en dan bouwden we meestal eerst een schaalmodel, om te zien hoe het er allemaal in het echt zou uitzien. Je moet ook andere mensen laten zien wat jij voor ogen hebt, want die attractie maak je uiteraard niet alleen, maar in een team. Met de Revolution is dat allemaal vrij snel gegaan. We wisten al snel dat Bobbejaanland de Revolution van ons wou kopen. Bijna tegelijkertijd kregen we ook de opdracht voor de “Chaos” in Amerika. We zijn toen aan het tekenen en berekenen geslagen en we hebben contact opgenomen met TÜV. Het duurde meestal zes tot acht maanden tot tekeningen echt ‘fabrieksrijp’ waren. Vooral bij een eerste exemplaar is de testperiode ook erg belangrijk.
Sjef: Tjah, over die tests gesproken. Een week voor de opening waren we bezig met de testritten van Revolution. De baan was klaar en de tests liepen voor ons erg goed. Bobbejaan kwam eraan met Johnny Hoes en zijn dochter. Bobbejaan had net een openhartoperatie achter de rug. Hij had de baan gedaan en hij vertelde me dat hij vond dat er nog wat schokken en oneffenheden in de baan zaten. Ik stelde hem voor om samen de attractie te doen en telkens hij een schok voelde moest hij ‘ja’ roepen. Hij heeft die rit wel meer dan 30 keer ‘ja’ geroepen, vanwege de beugel die tegen zijn gevoelige borstkas drukte. Tijdens de testritten van de Air Race kwam er dan weer een vliegtuigje terug het station binnen na een testrit, maar dan met een vleugel minder. Bleek dat door de uitzwaai van de wagentjes, er de mogelijkheid was dat de vleugels de supports zouden raken. Toen hebben we ter plekke nog enkele supports moeten ombuigen, zodat ze geen obstakel meer vormden voor de vliegtuigjes.
Deden jullie alles zelf bij de Revolution of besteedden jullie dingen uit?
Sjef Maes: De banen voor Bobbejaanland en Amerika maakten we zelf, maar de staalconstructie voor het gebouw van Amerika hebben we uitbesteed aan een bedrijf in Chicago. We hadden nog nooit een fabriek meegemaakt die zoveel fouten maakte als die fabriek daar.
Jacques: We vroegen ons toen echt af hoe die Amerikanen ooit op de maan zijn gekomen. Alles was fout! Wat links moest, zat rechts en wat onder moest, zat boven! We waren enorm teleurgesteld.
Sjef Maes: Later hebben onze eigen mensen dan de constructie aangepast. Die fouten zijn hersteld, waardoor de Chaos niet van slechtere kwaliteit was dan de Revolution. Leunissen uit Limburg heeft de constructie van het gebouw voor Bobbejaanland gemaakt, en dat was dan weer wel erg goed.
De Air Race was dan ook weer een primeur?
Jacques: Ja, we vroegen ons af waarom die treintjes altijd op het spoor moesten staan. Die kon je er toch ook gewoon onder hangen? Zo is de suspended coaster ontstaan en naderhand zijn meerdere fabrikanten die soort gaan bouwen. Maar die van ons, de Air Race, was de eerste hangende achtbaan in Europa. Het was nieuw, maar wij hadden de durf om zoiets één op één te bouwen. Wij noemden dat type achtbaan de ‘Swining Turns’ in onze catalalogus. Ik weet nog dat ik samen met Bobbejaan in zijn Amerikaanse wagen door het park reed. We zochten naar een plaats in het park waar we de Air Race konden bouwen. Dat is ook een bijzonder verhaal. We reden rond in het park en ik liet mijn oog vallen op het vijvertje achteraan in het park, waar later de Air Race ook zou komen. Bobbejaan zei me dat er geen sprake van zou zijn dat er daar een achtbaan zou komen. “Aan die vijver laat ik Onze-Lieve-Vrouw verschijnen. Het water van die vijver doe ik dan in flesjes en verkoop ik als wijwater,” grapte hij toen.
Is er door de jaren heen veel veranderd in de industrie?
Jacques: Tuurlijk, de techniek ontwikkelde zich voortdurend. Op de duur gingen we ook online werken, zodat we vanop afstand bij ons een achtbaan konden uitlezen op onze computers om bv. problemen te decteren. Zo hadden we een Japanner die bij ons een achtbaan had gekocht, maar hij wilde de laatste termijn niet betalen. Zo hebben we op een vrijdagavond van bij ons uit de knop omgedraaid, zodat zijn baan niet meer kon draaien (lacht). De volgende dag belt hij me in paniek op en hij zegt: “Mister Houben, the rollercoaster isn’t running anymore!”, waarop ik antwoordde: “I think the rollercoaster knows that you haven’t payed the bill!”. Uiteindelijk heeft hij betaald en we hebben hem weer gewoon aan gezet.
Wat is jullie best verkochte product?
Jacques: Vast en zeker de Boomerang. Ik denk dat er intussen al meer dan 80 van verkocht zijn. Die verkocht geweldig goed.
Sjef: Het interessante is dat zo’n boomerang overal hetzelfde is. Je hebt één keer engineering en je hebt tientallen keren productie en dat is uiteraard interessant, ook voor de koper.
Jacques: Ik heb de Boomerang bedacht op het strand van Caracas. Ze wilden daar in de buurt een achtbaan als de Python in de Efteling. De onderhandelingen liepen erg stroef. De mensen met wie we onderhandelden weigerden te werken in het weekend. We zijn toen maar naar het strand gegaan om het weekend te vullen. Ik vroeg me op het strand af hoe je een achtbaan goedkoop kon productief en ze toch attractief laten zijn. Ik lag daar op de ‘beach’ en kreeg toen een ingeving: je moet gewoon de track twee keer gebruiken en hem voor- en achteruit laten gaan! Dat bestond nog niet! Een boomerang die gooide je ook weg en die kwam weer terug. Dat hebben wij ook gedaan. We takelden de trein op, lieten hem gaan, hij maakte een looping en hij rolde weer terug. Qua prijs was die baan voor parken zo interessant dat we er al vijf hadden verkocht, alvorens de tekeningen klaar waren. Achteraf heeft men mij dikwijls gevraagd: “Jacques, hoe ben je daar toch opgekomen, daar op dat strand?”. Wel, dan zeg ik eerlijk: “Ik zag op dat strand een dame liggen, met haar benen wijd open omhoog!”.
Sjef: Tjah, en toen moesten wij een aandrijving bedenken voor die dame! (lacht)
Jullie hebben ook de Space Ball voor Bobbejaanland geleverd.
Jacques: De Space Ball was een attractie die in Amerika is ontwikkeld en die hebben wij geïmporteerd, maar dat was geen succes. Het was een leuke attractie, maar ze had geen capaciteit. Ze was leuk om ergens op een evenement te zetten, maar niet voor in een pretpark. Wij hebben er tien aangekocht en als ik me goed herinner hebben we er vier naar de schroothoop moeten brengen.
Ook de trapmonorail ‘Horse Pedalo’ was van jullie?
Jacques: De trapmonorail is uit Japan overgewaaid. Bob Schoepen werkte in een pretpark in Osaka. De trapmonorail was daar een echte topattractie en Bobbejaan en Josee waren erg geïnteresseerd voor zo’n versie in hun cowboydorp. Wij hebben toen de licentie voor die trapmonorail geruild met die Japanners voor een licentie van één van onze attracties. Die van Bobbejaanland was de eerste, en later hebben we die licentie ook gebruikt voor de trapmonorail van Duinrell en de Efteling.
Zaten er projecten van Vekoma in de pijplijn die er nooit zijn gekomen?
(Jacky Schoepen komt even tussen) Jacky: We hadden plannen om een ‘Flying Dutchman’ te plaatsen, een hangende achtbaan waarbij je al liggend door de lucht vliegt. Die is er uiteindelijk niet gekomen. We hebben ook ooit eens gedacht over een tilt-coaster. Er stond er zo één in Japan of Korea, maar daar hadden jullie wat problemen mee, he?
Jacques: Ik vond die tilt-coaster ook niet zo revolutionair. Dat was een bestaande achtbaan waar je wat aan verandert.
Jacques, je zit nog boordevol ideeën. Heb je er spijt van dat je gestopt bent?
Jacques: Ik ben gestopt op 1 januari 1994. Mijn zoon heeft toen overgenomen. Vijftig procent van de zaak werd verkocht aan een beleggingsmaatschappij en de rest werd verdeeld onder de kinderen. Dat is helaas niet goed gelopen, dat verhaal kennen de meesten wel. Dan denk je: was je maar bezig gebleven. Ik ben nu 75, maar ik zou het nu nog even goed kunnen. Ik heb er erg veel spijt van dat ik toen gestopt ben. Ik heb lang getreurd. Als ik nu voorbij de fabriek in Vlodrop rijd, ben ik nog altijd fier dat dat allemaal ooit van mij was. Zoals ik al zei: ik heb nog twee geweldige ideeën in mijn hoofd zitten, en ik hoop ze nog te kunnen realiseren.
We hopen alvast met je mee! Jacques en Sjef, hartelijk bedankt voor dit interview!
Mei 2011 – Wij danken Jacques Houben, Sjef Maes en Vekoma voor de medewerking aan dit interview. Bekijk onderaan deze pagina nog wat foto’s van de vliegtuigjes van de Air Race bij Arrow, Jacques en Sjef op de opening van Air Race, de Parachutetoren, concept tekeningen en de maquette van Swinging Turns!
(C) Bobbejaanland Nostalgie – Mei 2011